ECLI:NL:CRVB:2019:3653

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
19/831 BESLU-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Appellant had eerder een hoger beroep ingesteld dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 20 februari 2019, maar het hogerberoepschrift was pas op 21 februari 2019 digitaal ingediend. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, waarbij hij aanvoerde dat hij door de uitval van zijn psychiater niet in staat was om de uitspraak tijdig te bespreken en dat hij door zijn psychische klachten de termijn niet had kunnen bewaken.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant geen medische stukken heeft overgelegd die aantonen dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een hogerberoepschrift in te dienen. De Raad oordeelde dat indien appellant niet met zijn psychiater kon overleggen, hij pro forma beroep had kunnen instellen om de termijn veilig te stellen. De door appellant aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding werden niet als verschoonbaar erkend. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier J. Smolders, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 november 2019
19/831 BESLU-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 januari 2019, 18/1818 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 15 mei 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 4 oktober 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 15 mei 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
20 februari 2019. Het hogerberoepschrift is digitaal ingediend op 21 februari 2019. De termijn voor het instellen van hoger beroep is daarmee overschreden.
In verzet heeft appellant te kennen gegeven dat zijn psychiater in verband met ziekte is uitgevallen. Appellant had hierdoor niet de mogelijkheid om de aangevallen uitspraak met hem te bespreken. Door zijn PTSS en zijn depressie na ontvangst van de aangevallen uitspraak is de datum van de uitspraak appellant ontgaan. Daarnaast dacht appellant dat de termijn om hoger beroep in te stellen ging lopen op het moment dat hij de aangevallen uitspraak had ontvangen.
De Raad ziet in het door appellant aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Indien appellant de aangevallen uitspraak door uitval van zijn psychiater niet met hem kon bespreken, had hij pro forma beroep kunnen instellen om de termijn veilig te stellen. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd, waarbij blijkt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn buiten staat is geweest een hogerberoepschrift in te (laten) dienen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2019.
(getekend) C.H. Bangma
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
md