ECLI:NL:CRVB:2019:3652
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
Op 15 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/279 PW. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 2 april 2019, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. Appellante had verzet aangetekend, omdat zij had gewacht op een besluit van de gemeente dat voortvloeide uit de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Dit besluit werd echter pas na afloop van de termijn voor het indienen van hoger beroep naar appellante verzonden. Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 was appellante aanwezig, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was niet verschenen.
De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 11 januari 2019 eindigde, maar dat appellante pas op 15 januari 2019 hoger beroep had ingesteld. De Raad concludeerde dat appellante niet tijdig had gehandeld en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zouden kunnen leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De Raad merkte op dat, hoewel het begrijpelijk is dat appellante het besluit van de gemeente wilde afwachten, dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Appellante had pro forma hoger beroep kunnen instellen om de termijn veilig te stellen.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in aanwezigheid van griffier J. Smolders, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.