ECLI:NL:CRVB:2019:3650
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in WAJONG-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 22 mei 2019, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de betaling van het griffierecht in het kader van de WAJONG-regeling. Appellant had verzuimd het griffierecht binnen de gestelde termijn te betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellant heeft in zijn verzet aangevoerd dat de wetgeving verschillende termijnen kent, wat voor verwarring zorgt. Hij stelde dat hij te laat had ontdekt dat hij ook een aanvraag voor bijzondere bijstand had kunnen indienen om het griffierecht te kunnen betalen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De termijn voor betaling van het griffierecht is een fatale termijn, en de door appellant genoemde omstandigheden veranderen hier niets aan.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier J. Smolders, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.