ECLI:NL:CRVB:2019:3609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van de AOW-toeslag voor echtgenotes en procesbelang
In deze zaak heeft appellant, A. El Kadi, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2018, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard. Het geschil betreft de hoogte van de AOW-toeslag voor zijn eerste en tweede echtgenote. Appellant ontving sinds 1 juli 2009 een AOW-pensioen en een toeslag voor zijn eerste echtgenote, maar verzocht in 2016 om deze toeslag om te zetten naar zijn tweede echtgenote. De Svb heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang was, omdat de Svb inmiddels een toeslag voor de tweede echtgenote had toegekend, maar appellant stelde dat zijn recht op toeslag over een eerdere periode nog niet was vastgesteld. Tijdens de zitting op 24 oktober 2019 verscheen appellant niet, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans. De Raad heeft appellant verzocht om zijn procesbelang toe te lichten, maar hij heeft hierop niet gereageerd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de Svb al een beslissing had genomen over de aanvraag van appellant. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2019 verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, zonder veroordeling in proceskosten.