Uitspraak
18.2345 WLZ
CIZ
mr. J.E. Koedood.
Centrale Raad van Beroep
Op 7 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellant die bekend is met het Cornelia de Lange syndroom en die een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft aangevraagd. De appellant was eerder geïndiceerd voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en ontving daarna een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de indicatie die door het CIZ is vastgesteld, waarbij het zorgprofiel 4VG is toegewezen met een ingangsdatum van 29 september 2016. Hij meent dat de indicatie eerder had moeten ingaan, namelijk op 1 mei 2016, en dat zorgprofiel 5VG meer passend zou zijn. Het CIZ heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat door de rechtbank is bevestigd.
In hoger beroep handhaaft de appellant zijn standpunten over de zorgprofielen en de ingangsdatum. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het CIZ op goede gronden het zorgprofiel 4VG heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding is om de ingangsdatum van de Wlz-indicatie eerder te laten ingaan. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.