ECLI:NL:CRVB:2019:3531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift AOW
Op 8 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 18 december 2018 het beroep van appellante tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Svb van 14 augustus 2017, waarin werd vastgesteld dat zij niet in aanmerking kwam voor een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft appellante op 4 juni 2018 beroep ingesteld, maar dit werd pas op 7 juni 2018 door de rechtbank ontvangen. De Svb had het bestreden besluit op 25 januari 2018 aan appellante verzonden, maar appellante stelde dat zij het besluit pas op 23 april 2018 had ontvangen.
De Raad oordeelde dat de beroepstermijn van zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit, op 14 april 2018 aanving. De laatste dag van de termijn was 25 mei 2018. De Raad concludeerde dat appellante haar beroepschrift te laat had ingediend en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. Appellante had niet aangetoond dat de vertraging te wijten was aan omstandigheden die niet aan haar toe te rekenen waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroepschrift van appellante terecht niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met E.D. de Jong als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 november 2019.