ECLI:NL:CRVB:2019:3409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na een burn-out en whiplashklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die zich ziek had gemeld met burn-out klachten en whiplash na een verkeersongeluk, had een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts concludeerde dat appellant niet meer geschikt was voor zijn laatstelijk verrichte werk, maar wel belastbaar was met inachtneming van zijn beperkingen. Het Uwv kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar dit besluit werd door appellant bestreden.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de medische beoordeling van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. De rechtbank had terecht vastgesteld dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om nieuwe medische gegevens aan te leveren ter ondersteuning van hun standpunt in hoger beroep. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.