ECLI:NL:CRVB:2019:3407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor geselecteerde functies na ziekmelding en medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich op 19 oktober 2015 ziek meldde met rug- en knieklachten, was in het kader van de Ziektewet (ZW) in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 19 februari 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische en lichamelijke beperkingen waren onderschat en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. De Raad heeft de beroepsgronden van appellant echter als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven.
De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Er was geen aanleiding voor het raadplegen van een onafhankelijke medisch deskundige, en het verzoek van appellant om een psychiater te benoemen werd terecht afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.