ECLI:NL:CRVB:2019:336
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijzondere bijstand voor babyuitzet
Op 16 juli 2018 heeft verzoekster een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet ter hoogte van € 1.000,-. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 3 september 2018, een beslissing die na bezwaar is gehandhaafd op 31 oktober 2018. Het college stelde dat de kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan. Bijzondere bijstandsverlening is alleen mogelijk indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde was.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. In geschil was of de kosten van de babyuitzet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Verzoekster voerde aan dat zij niet had kunnen reserveren voor deze kosten. De rechtbank oordeelde echter dat de kosten vanaf het moment van zwangerschap voorzienbaar waren en dat verzoekster had moeten reserveren. Het feit dat verzoekster onder beschermingsbewind staat, doet hier niet aan af. Bovendien kon het ontbreken van reserveringsruimte door schulden niet op de bijstand worden afgewenteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht had afgewezen en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ook was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.