ECLI:NL:CRVB:2019:3303

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
18/1787 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bijstandsverlening voorafgaand aan aanvraag in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 20 januari 2017 bijstand aangevraagd, welke aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 13 april 2017 was toegekend met ingang van de aanvraagdatum. Echter, het college verklaarde bij besluit van 29 augustus 2017 het bezwaar van de appellant tegen de ingangsdatum van de bijstand ongegrond. De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 21 maart 2018 het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van het uitgangspunt dat bijstand niet verleend wordt voorafgaand aan de aanvraagdatum.

De appellant stelde dat hij door zijn depressie en alcoholverslaving niet in staat was om tijdig bijstand aan te vragen of hulp in te roepen. De rechtbank oordeelde echter dat de appellant niet voldoende medische gegevens had overgelegd om zijn stelling te onderbouwen. Ook eerdere aanvragen om bijstand, waarvan er één was ingetrokken en één buiten behandeling was gesteld, werden niet als bijzondere omstandigheden beschouwd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bijstand terecht per 20 januari 2017 was toegekend. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

18.1787 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 maart 2018, 17/5850 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 15 oktober 2019
Zitting heeft: M. Hillen
Griffier: V.Y. van Almelo
Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft op 20 januari 2017 bijstand aangevraagd. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 13 april 2017 met ingang van 20 januari 2017 toegekend. Bij besluit van 29 augustus 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen de ingangsdatum ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen om af te wijken van het uitgangspunt dat geen bijstand wordt verleend voorafgaand aan de datum van aanvraag. Appellant heeft niet aan de hand van medische gegevens aangetoond dat hij als gevolg van zijn depressie en alcoholverslaving bij voortduring buiten staat is geweest tot adequate behartiging van zijn belangen, inclusief het aanvragen van bijstand, dan wel tot het inroepen van hulp van anderen bij het doen van een aanvraag. Dat appellant al eerdere aanvragen om bijstand heeft ingediend levert ook geen bijzondere omstandigheid op. Een eerdere aanvraag van 1 juni 2014 is ingetrokken en een aanvraag van 10 december 2014 is door het college buiten behandeling gesteld. Deze buiten behandelingstelling staat in rechte vast.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen reden om de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig te achten. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor weergegeven, en in de overwegingen waarop dat oordeel berust. Appellant heeft ook in hoger beroep zijn stelling, dat hij als gevolg van zijn depressie en alcoholverslaving niet in staat is geweest om een uitkering aan te vragen dan wel hulp van anderen in te roepen bij het doen van een aanvraag, niet met medische gegevens onderbouwd. Dit betekent dat de bijstand terecht per 20 januari 2017 is toegekend.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) M. Hillen