ECLI:NL:CRVB:2019:3302

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
18/670 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht na niet tijdig verstrekken van gevraagde gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had bijstandsverlening ontvangen, maar na een fraudemelding heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van deze bijstand. In het kader van dit onderzoek heeft het college appellant verzocht om bankafschriften en creditcardoverzichten over een bepaalde periode. Appellant heeft echter niet gereageerd op de aangetekende verzoeken om deze gegevens te verstrekken.

Nadat appellant wederom niet had gereageerd op een opschortingsbesluit, heeft het college besloten om de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant verwijtbaar heeft gehandeld door de gevraagde stukken niet in te leveren. De Raad oordeelde dat de gevolgen van het niet afhalen van aangetekende post voor rekening van appellant komen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om de bijstand in te trekken. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de opschorting van zijn bijstandsrecht, waardoor enkel de intrekking ter beoordeling voorlag. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.670 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 januari 2018, 17/3905 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)
Datum uitspraak: 15 oktober 2019
Zitting heeft: M. Hillen
Griffier: V.Y. van Almelo
Ter zitting is voor appellant mr. A.E.L.Th. Balkema verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.A. de Ronde.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Naar aanleiding van een fraudemelding heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader heeft een handhavingsspecialist onder meer dossieronderzoek verricht en bij aangetekend verzonden brief van 20 maart 2017 bij appellant bankafschriften opgevraagd van al zijn bankrekeningen en creditcardoverzichten over de periode van 1 december 2016 tot en met 19 maart 2017. Hierop heeft appellant niet gereageerd. Bij aangetekend verzonden besluit van 11 april 2017 heeft het college het recht op bijstand van appellant opgeschort en hem in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen door alsnog voor 20 april 2017 de gevraagde gegevens in te leveren. Ook hierop heeft appellant niet gereageerd.
Bij besluit van 21 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 juni 2017
(bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 7 april 2017 ingetrokken op de grond dat appellant niet de in het opschortingsbesluit gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn heeft verstrekt. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de opschorting van het recht op bijstand geen rechtsmiddelen aangewend, zodat uitsluitend ter beoordeling voorligt of de intrekking van de bijstand in rechte stand kan houden.
Appellant kan van het niet tijdig verstrekken van de bankafschriften een verwijt worden gemaakt. Niet in geschil is dat bankafschriften van belang zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Appellant heeft om hem moverende reden tot tweemaal toe afgezien van het afhalen van de aangetekende poststukken. Appellant heeft aangevoerd dat in het achtergelaten afhaalbericht gesproken wordt van een pakket, dat hem geen pakket te wachten stond en dat geen afzender was vermeld op het afhaalbericht. Wat daar ook van zij en onder verwijzing naar wat de rechtbank hieromtrent heeft overwogen, dienen de gevolgen van het niet afhalen van aangetekende poststukken voor rekening en risico van appellant te komen.
Appellant heeft de bankafschriften, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet verstrekt als gevolg waarvan het college het recht op bijstand niet kan beoordelen. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat het college niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om de bijstand in te trekken. Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) M. Hillen