ECLI:NL:CRVB:2019:3121
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- A.S. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en tandheelkundige behandelingen na voorzienbare verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die bijzondere bijstand had aangevraagd voor inrichtingskosten en tandheelkundige behandelingen. De appellant ontving sinds 16 mei 2017 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) in de gemeente Heerenveen, na eerder bijstand te hebben ontvangen in een andere gemeente. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen, omdat de verhuizing naar Heerenveen voorzienbaar was en de appellant niet had aangetoond dat er een noodzaak bestond voor de gevraagde inrichtingskosten. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat de kosten voor de inrichtingskosten en tandheelkundige behandelingen voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De appellant had al geruime tijd als woningzoekende geregistreerd gestaan en de verhuizing was daarom niet onvoorzienbaar. Ook de stelling van de appellant dat hij niet over voldoende aflossingscapaciteit beschikte, werd niet als een bijzondere omstandigheid erkend. De Raad concludeerde dat de appellant geen recht had op bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag voor een dwangsom niet kon worden toegewezen, omdat er geen sprake was van een ingebrekestelling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.