Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
ANW-uitkering van verzoekster daarbij is bepaald op 1 januari 2019;
1 maart 2019;
12 september 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om de ANW-uitkering van verzoekster te beëindigen. Verzoekster ontving tot 1 januari 2017 een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) en achtte zich arbeidsongeschikt vanwege psychische klachten. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv in oktober 2018, werd vastgesteld dat verzoekster niet langer arbeidsongeschikt was. De Svb beëindigde daarop de uitkering per 1 januari 2019.
Verzoekster ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde verzoekster aan dat de procedure niet correct was verlopen en dat de beëindiging van de uitkering ten onrechte met een uitlooptermijn van slechts twee maanden was gedaan. De Svb erkende dat deze termijn vier maanden had moeten zijn, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de beëindiging van de ANW-uitkering met ingang van 1 januari 2019 niet correct was en herstelde dit door de uitkering per 1 maart 2019 te beëindigen. De voorzieningenrechter vond geen aanleiding voor een voorlopige voorziening en wees het verzoek daartoe af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig.