ECLI:NL:CRVB:2019:3044

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
23 september 2019
Zaaknummer
19/495 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 16 april 2019, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had in zijn verzet aangevoerd dat hij weliswaar in staat was om een hogerberoepschrift op te stellen, maar dat zijn medische situatie hem belemmerde om ter zitting te verschijnen. Hij stelde dat het reizen naar de rechtbank een te zware lichamelijke belasting voor hem was.

De Raad heeft echter geoordeeld dat, hoewel de medische situatie van de appellant een belemmering vormde voor zijn functioneren, dit niet betekende dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad concludeerde dat uit de geschetste omstandigheden niet bleek dat appellant de gehele beroepstermijn niet in staat was geweest om hoger beroep in te (laten) stellen. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 15 november 2017, terwijl het hogerberoepschrift pas op 28 januari 2019 door de Raad was ontvangen.

De Raad heeft ook opgemerkt dat appellant zich voor het verschijnen ter zitting door een derde had kunnen laten vertegenwoordigen. Gezien deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Daman, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 september 2019
19/495 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2017, 16/3838 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van Werksaam Westfriesland (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 16 april 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 9 augustus 2019. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 april 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
15 november 2017. Het hogerberoepschrift is op 28 januari 2019 door de Raad ontvangen.
In verzet stelt appellant dat hij weliswaar in staat was om een hogerberoepschrift op te stellen, maar zijn medische situatie hem zou belemmeren ter zitting te verschijnen. Het reizen naar de rechtbank zou een te zware lichamelijke belasting voor hem zijn geweest.
De Raad begrijpt dat de medische situatie waarin appellant verkeert een belemmering vormt voor zijn functioneren. Dit betekent echter niet dat appellant niet in verzuim is geweest. Uit de geschetste omstandigheden blijkt niet dat appellant de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest om hoger beroep in te (laten) stellen. Appellant had zich voor het verschijnen ter zitting door een derde kunnen laten vertegenwoordigen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.R. Daman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.R. Daman

VC