ECLI:NL:CRVB:2019:3043
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond wegens niet tijdig betalen griffierecht door dakloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 23 april 2019. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De gemachtigde van appellant, mr. dr. G.P. Dayala, heeft verzet aangetekend, stellende dat appellant dakloos was geworden en daardoor niet in staat was om het griffierecht tijdig te betalen. Tijdens de zitting op 9 augustus 2019 heeft de gemachtigde van appellant betoogd dat het kantoor geen controle uitvoert op de betaling van het griffierecht en dat het griffierecht niet wordt voorgeschoten.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde van appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad heeft vastgesteld dat zowel de nota als de rappel voor het griffierecht naar de gemachtigde van appellant zijn verzonden, en dat het risico van de onbereikbaarheid van appellant voor rekening van appellant zelf komt. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.R. Daman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2019.