ECLI:NL:CRVB:2019:3028

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
18/4200 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep, dat was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 17 juli 2018. De Raad had eerder op 12 maart 2019 geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald door appellanten, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellanten hebben verzet aangetekend, waarbij zij stelden dat een miscommunicatie met hun gemachtigde de oorzaak was van het niet betalen van het griffierecht. Ze gaven aan dat zij de nota voor het griffierecht alleen per e-mail hadden ontvangen, wat leidde tot onduidelijkheid over de betalingsverplichting.

Tijdens de zitting op 9 augustus 2019 zijn appellanten verschenen, terwijl het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers niet aanwezig was. De Raad heeft overwogen dat appellanten geen feiten of omstandigheden hebben aangedragen die rechtvaardigen dat zij niet in verzuim zijn geweest. De onduidelijkheid over de betaling van het griffierecht werd als hun risico beschouwd. Daarom werd er geen nieuwe termijn voor betaling van het griffierecht gegeven. De Raad heeft het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 september 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 september 2019
18/4200 PW-V, 18/4201 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 juli 2018, 17/7522 en 18/751 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant 1] en [Appellant 2] te [woonplaats] (appellanten)
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers te Waalwijk (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 12 maart 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellanten hebben verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 9 augustus 2019. Appellanten zijn verschenen. Het dagelijks bestuur is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 12 maart 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 4 september 2018 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest.
In verzet hebben appellanten te kennen gegeven dat zij door een miscommunicatie met hun gemachtigde het griffierecht niet hebben betaald. Appellanten kregen post zowel per e-mail als per gewone post door hun gemachtigde toegezonden. De nota griffierecht is alleen per
e-mail toegezonden, het was appellanten om die reden niet duidelijk dat zij het griffierecht moesten betalen. Appellanten laten weten het griffierecht alsnog te willen voldoen.
De Raad is van oordeel dat appellanten geen feiten of omstandigheden hebben aangevoerd op grond waarvan geoordeeld moet worden dat zij niet in verzuim zijn geweest. De bij appellanten ontstane onduidelijkheid over de betaling van het griffierecht komt voor hun risico. Appellanten wordt daarom geen nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht gegeven.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.R. Daman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.R. Daman

VC