ECLI:NL:CRVB:2019:3022

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
17-5148 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen na huwelijk en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant ontving een ouderdomspensioen voor ongehuwden op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Na zijn huwelijk op 3 mei 2016 met een in Duitsland wonende echtgenote, werd zijn pensioen herzien naar het bedrag voor gehuwden. Dit leidde tot een terugvordering van te veel betaalde AOW over een bepaalde periode. De rechtbank verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat appellant en zijn echtgenote, ondanks hun aparte huishoudens, zich naar de buitenwereld als echtpaar presenteerden en regelmatig contact hadden. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank het begrip 'duurzaam gescheiden leven' anders had moeten interpreteren, in lijn met maatschappelijke ontwikkelingen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het AOW-pensioen van appellant terecht was herzien. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant geen aanleiding gaven om af te wijken van de vaste rechtspraak over duurzaam gescheiden leven. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en de terugvordering bleef in stand.

Uitspraak

17.5148 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 juni 2017, 17/1491 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 19 september 2019
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.U.J. Hopman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Svb heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving een ouderdomspensioen voor een ongehuwde op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 3 mei 2016 is appellant gehuwd met [Naam echtgenote], die in Duitsland woont. Bij besluit van 19 oktober 2016 is het ouderdomspensioen van appellant vanaf 1 juni 2016 herzien naar het bedrag voor een gehuwde. Het over de periode van 1 juni 2016 tot en met 1 september 2016 te veel betaalde AOW-pensioen ten bedrage van € 1.422,01 is teruggevorderd.
1.2.
Bij het bestreden besluit van 27 januari 2017 is het bezwaar tegen het besluit van
19 oktober 2016 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat appellant en zijn echtgenote dagelijks telefonisch contact hebben en elkaar één á twee keer per twee weken ontmoeten. Zij eten dan samen en overnachten bij elkaar. Appellant en zijn echtgenote gaan samen op visite en op vakantie. Naar de buitenwereld presenteren zij zich als echtpaar. Verder hebben zij in Duitsland een gezamenlijke bankrekening en levert appellant elke maand een bijdrage van € 500,- in de kosten van het levensonderhoud van zijn echtgenote. Op grond van deze feiten, en hun presentatie naar buiten als stel, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat appellant en zijn echtgenote ieder hun eigen leven leiden alsof zij niet met de ander zijn getrouwd. Dat appellant en zijn echtgenote ieder een eigen huishouding hebben en daarom meer kosten maken dan gehuwden die wel samenwonen, heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid. In een uitspraak van 21 februari 1973 (ECLI:NL:HR:1973:AX4758) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat duurzaam gescheiden leven meer inhoudt dan afzonderlijk wonen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank aanleiding had moeten zien om, overeenkomstig de bedoeling van de wetgever, het begrip duurzaam gescheiden leven anders uit te leggen dan de Hoge Raad in de onder 2 genoemde uitspraak heeft gedaan. Hij is van mening dat de huidige maatschappelijke ontwikkelingen rechtvaardigen dat het begrip duurzaam gescheiden leven wordt uitgelegd als duurzaam gescheiden wonen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden onderschreven. In wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanleiding gezien om van zijn vaste rechtspraak over duurzaam gescheiden leven af te wijken. Dit wordt niet anders doordat appellant ter zitting heeft verklaard dat het huwelijk is gesloten vanuit fiscale en erfrechtelijke overwegingen, en dat het bedrag dat hij maandelijks aan zijn echtgenote betaalt, een tegenprestatie vormt voor door haar verrichte arbeid.
4.2.
Hieruit volgt dat het AOW-pensioen van appellant terecht per 1 juni 2016 is herzien naar de norm van een gehuwde. Nu tegen de terugvordering geen gronden zijn aangevoerd, blijft deze ook in stand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
M. Graveland als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
19 september 2019.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) M. Graveland
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
ew