Op 12 september 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, werkzaam bij het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant, was per direct ontheven van haar functie door de hoofdofficier wegens onvoldoende functioneren. Dit besluit werd op 27 mei 2019 schriftelijk bevestigd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat de ontheffing onterecht was en schadelijk voor haar reputatie en rechtspositie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hoofdofficier verzoekster niet had gewaarschuwd voor de ontheffing en haar geen kans had gegeven om haar functioneren te verbeteren. Dit leidde tot twijfels over de rechtmatigheid van het besluit van 27 mei 2019. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 27 mei 2019 geschorst totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens is de hoofdofficier veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024,- en moet het griffierecht van € 174,- worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van goede procesorde en het recht op een eerlijke behandeling voor ambtenaren.