ECLI:NL:CRVB:2019:2955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische belastbaarheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die zich ziek heeft gemeld met psychische en lichamelijke klachten, ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en heeft een aanvraag gedaan voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 12 mei 2016 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en heeft daarom de aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Appellant betwist de juistheid van deze vaststelling en stelt dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig is geweest. Hij heeft verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door het Uwv. De Raad wijst erop dat de verzekeringsartsen voldoende gegevens hebben verzameld en dat de beperkingen die zijn aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) consistent zijn met de medische feiten. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.