ECLI:NL:CRVB:2019:294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als productiemedewerker werkzaam was, had zich op 19 juli 2016 ziekgemeld na een bedrijfsongeval en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW).
Na een beoordeling door een verzekeringsarts op 30 mei 2017, werd vastgesteld dat appellant weer arbeidsgeschikt was. Het Uwv heeft vervolgens op 30 mei 2017 besloten dat appellant met ingang van 1 juni 2017 geen recht meer had op ziekengeld. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar diende dit bezwaar pas op 15 juni 2017 in, na de wettelijke termijn van twee weken. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende had onderbouwd dat hij door psychische klachten niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad concludeerde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding, en dat de argumenten van appellant niet tot een ander oordeel leidden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.