ECLI:NL:CRVB:2019:29
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Verrekening van bijstandsuitkeringen op basis van artikel 58, vierde lid, van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 1 januari 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stein. Dit besluit betrof de verrekening van een nabetaling van een eindejaarsuitkering en vakantiegeld met de bijstandsuitkering van de appellant. De appellant ontving in november 2016 een nabetaling van zijn voormalige werkgever, een zorginstelling, die bestond uit vakantiegeld, een eindejaarsuitkering en uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen. Het college heeft deze nabetaling in mindering gebracht op de bijstandsuitkering, wat leidde tot het bestreden besluit.
De Raad heeft vastgesteld dat het college bevoegd is om de nabetaling te verrekenen met de bijstand, maar dat de verrekening niet over een te lange periode mag plaatsvinden. De Raad oordeelde dat het college in strijd heeft gehandeld met artikel 58, vierde lid, van de PW door de nabetaling over een periode van meer dan zes maanden te verrekenen. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de nabetaling van de eindejaarsuitkering over de maanden januari tot en met april 2016. Het college moet nu een herberekening maken van de verrekening van de nabetaling, rekening houdend met de uitspraak van de Raad.
Daarnaast heeft de Raad het college veroordeeld in de kosten van de appellant voor verleende rechtsbijstand, en het college moet het door de appellant betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om zorgvuldig om te gaan met de verrekening van bijstandsuitkeringen en de rechten van de bijstandsontvanger.