ECLI:NL:CRVB:2019:2893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens niet wonen op uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 februari 2018. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van de appellant, die zijn hoofdverblijf niet op het opgegeven uitkeringsadres zou hebben gehad. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstandsverlening per 1 oktober 2016 stopgezet, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De periode die in deze beoordeling aan de orde is, loopt van 1 oktober 2016 tot en met 19 april 2017.
De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak de getuigenverklaring van de moeder van appellant als bewijs toegelaten en heeft de waarde van het huisbezoek niet onderschat. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat er persoonlijke bezittingen in de woning aanwezig waren, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat het verslag van de sociaal rechercheurs betrouwbaar is. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen, maar heeft enkel de eerdere beroepsgronden herhaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat appellant in de beoordelingsperiode geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de feiten en overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend.