ECLI:NL:CRVB:2019:2833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van belastbaarheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. Appellante, die zich op 24 september 2015 ziek meldde met rug- en psychische klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 13 september 2016, werd vastgesteld dat appellante belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat appellante in staat was om een percentage van haar maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering per 23 oktober 2016 te beëindigen.
Appellante ging in bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante te twijfelen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies te verrichten. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende had besproken en overtuigend had gemotiveerd waarom deze niet slagen.
De Raad bevestigde dat appellante niet voldeed aan de criteria om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen, zoals vastgelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.