ECLI:NL:CRVB:2019:2751
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over herziening WIA-uitkering
Op 7 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 juli 2016, waarin het Uwv zijn eerdere beslissing van 22 juli 2015 handhaafde. Appellante stelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het besluit van 22 juli 2015 te herzien. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht toepassing had gegeven aan artikel 4:6, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad stelde vast dat het uitblijven van een herbeoordeling door een verzekeringsarts van het Uwv niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit. Zowel appellante als het Uwv waren al vóór 22 juli 2015 op de hoogte van het verzekeringsgeneeskundige rapport waarin het voorstel tot herbeoordeling was opgenomen. Appellante had bovendien niet gereageerd op het voornemen van het Uwv om een IVA-uitkering toe te kennen en had geen beroep ingesteld tegen het besluit van 22 juli 2015.
De Centrale Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat het bestreden besluit evident onredelijk was. Ook was er geen grond voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.