In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. Appellante, die als kasmedewerkster werkte, was sinds 19 november 2013 arbeidsongeschikt door gezondheidsklachten gerelateerd aan endometriose. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 21 juni 2014, omdat zij geschikt werd geacht voor haar werk. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij door pijn- en vermoeidheidsklachten als gevolg van endometriose niet in staat was om haar werk te verrichten. De deskundige, prof. dr. J.P.W.R. Roovers, heeft na onderzoek geconcludeerd dat appellante op de datum in geding niet in staat was om te werken. De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport blijk gaf van een zorgvuldig onderzoek en dat de deskundige overtuigend had gemotiveerd waarom appellante niet in staat was om haar werk te verrichten. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en herstelde het recht op ZW-uitkering vanaf 21 juni 2014.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die werden begroot op € 1.351,04, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van het onderzoek dat door de deskundige is uitgevoerd.