ECLI:NL:CRVB:2019:2540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als begeleider werkzaam was, had zich op 14 augustus 2014 ziek gemeld vanwege fysieke klachten. Het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak op 9 juni 2017.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het medisch en arbeidskundig onderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat haar beperkingen zijn onderschat. Ze heeft een rapport van medisch adviseur dr. mr. drs. D.S. Rambocus overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. Het Uwv heeft echter de aangevallen uitspraak bevestigd en de geschiktheid van de geselecteerde functies gemotiveerd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en dat de verzekeringsartsen alle klachten van appellante hebben betrokken in hun beoordeling.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat het besluit om geen WIA-uitkering toe te kennen, juist is. De Raad heeft het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.179,29 bedragen, en het griffierecht van € 170,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.