ECLI:NL:CRVB:2019:2494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
17/3382 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake berekening nabetaalde en verrekende bedragen in sociale zekerheidszaak

In deze zaak gaat het om de berekening van een aan appellante na te betalen bedrag van € 3.354,88 en de verrekening van een teruggevorderd bedrag aan te veel betaalde bijstand van € 1.304,27. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, die deze nabetaling en verrekening betroffen. Deze bezwaren zijn door het college bij besluiten van 22 februari 2016 ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft de hiertegen ingestelde beroepen bij de aangevallen uitspraak op 16 maart 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college de hoogte van de nabetaalde en teruggevorderde bedragen gedetailleerd en onderbouwd had toegelicht en dat de resterende vragen van appellante ter zitting voldoende waren beantwoord.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De gronden die appellante in hoger beroep heeft ingediend, zijn grotendeels een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. Het college heeft in het verweerschrift in hoger beroep opnieuw uitgebreid en gedetailleerd ingegaan op de bedragen die ten grondslag liggen aan de nabetaling en de verrekening van de terugvordering. Appellante heeft hiertegen niets aangevoerd, en de Raad ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de berekeningen van het college. Het hoger beroep slaagt dan ook niet.

Er is geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, en deze beslissing is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

17.3382 PW-PV, 17/3383 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2017, 16/2286 en 16/2287 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 23 juli 2019
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: J. Tuit
Ter zitting is niemand verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het gaat in deze zaak om de berekening van een aan appellante na te betalen bedrag van € 3.354,88 en om de verrekening van een teruggevorderd bedrag aan te veel betaalde bijstand van € 1.304,27.
2. Appellante heeft tegen de besluiten die zien op deze nabetaling en deze verrekening van het teruggevorderde bedrag bezwaar gemaakt en het college heeft deze bezwaren bij besluiten van 22 februari 2016 (bestreden besluiten) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de hiertegen ingestelde beroepen bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij, samengevat, overwogen dat het college de hoogte van de nabetaalde en teruggevorderde bedragen gedetailleerd en onderbouwd met stukken heeft toegelicht en de resterende vragen van appellante ter zitting voldoende heeft beantwoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de berekeningen van het college juist zijn en dat de bestreden besluiten stand kunnen houden.
3. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De door appellante in hoger beroep ingebrachte gronden betreffen grotendeels een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. Het college is in het verweerschrift in hoger beroep opnieuw uitgebreid en zeer gedetailleerd ingegaan op de aan de nabetaling en de verrekening van de terugvordering ten grondslag liggende bedragen. Appellante heeft hiertegen niets aangevoerd. De Raad ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat de berekeningen van het college niet kloppen. Het hoger beroep slaagt dan ook niet.
4. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
Het lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd te ondertekenen (getekend) W.H. Bel