ECLI:NL:CRVB:2019:2494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake berekening nabetaalde en verrekende bedragen in sociale zekerheidszaak
In deze zaak gaat het om de berekening van een aan appellante na te betalen bedrag van € 3.354,88 en de verrekening van een teruggevorderd bedrag aan te veel betaalde bijstand van € 1.304,27. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, die deze nabetaling en verrekening betroffen. Deze bezwaren zijn door het college bij besluiten van 22 februari 2016 ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft de hiertegen ingestelde beroepen bij de aangevallen uitspraak op 16 maart 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college de hoogte van de nabetaalde en teruggevorderde bedragen gedetailleerd en onderbouwd had toegelicht en dat de resterende vragen van appellante ter zitting voldoende waren beantwoord.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De gronden die appellante in hoger beroep heeft ingediend, zijn grotendeels een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. Het college heeft in het verweerschrift in hoger beroep opnieuw uitgebreid en gedetailleerd ingegaan op de bedragen die ten grondslag liggen aan de nabetaling en de verrekening van de terugvordering. Appellante heeft hiertegen niets aangevoerd, en de Raad ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de berekeningen van het college. Het hoger beroep slaagt dan ook niet.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, en deze beslissing is uitgesproken in het openbaar.