ECLI:NL:CRVB:2019:2469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die eerder was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante, die als schoonmaakster werkte, was in 1994 uitgevallen door psychische klachten en had sindsdien verschillende WAO-uitkeringen ontvangen. Na een herbeoordeling in 2016, waarbij een verzekeringsarts concludeerde dat de beperkingen van appellante niet waren veranderd, heeft het Uwv de WAO-uitkering per 27 juni 2016 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 11,14%. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek had ingesteld naar de medische situatie van appellante en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad benadrukte dat de FML van 23 maart 2016, die de beperkingen van appellante vastlegde, niet was gewijzigd en dat de daling van het arbeidsongeschiktheidspercentage het gevolg was van een arbeidskundige herbeoordeling. De Raad concludeerde dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.