Uitspraak
17.6536 WIA
OVERWEGINGEN
WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 17 april 2016 (datum in geding) beëindigd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die als productiemedewerker werkzaam was, was op 6 december 2010 uitgevallen en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts in 2015, werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot de beëindiging van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend. De ex-werkgever steunde de beslissing van het Uwv en voegde een rapport van een verzekeringsarts toe ter onderbouwing.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden in hoger beroep in wezen een herhaling waren van de eerdere argumenten. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsartsen niet te geringe medische beperkingen hadden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.