Uitspraak
17.5744 WIA
OVERWEGINGEN
WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante, die als verkoopster werkte, was sinds 6 april 2006 uitgevallen en had in 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling in 2015 door een verzekeringsarts, concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 14 januari 2016.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag rustte. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen en verzocht om een onafhankelijke arbeidsdeskundige te benoemen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de medische situatie van appellante overeenkomt met de beschrijvingen in de rapporten van de verzekeringsartsen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, omdat er geen twijfel bestond over de passendheid van de geselecteerde functies. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier.