ECLI:NL:CRVB:2019:2444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich op 13 maart 2014 ziek meldde wegens psychische klachten, verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit werd door de rechtbank bevestigd. Appellante voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er een urenbeperking moest worden aangenomen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de Uwv-arts voldoende zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de belastbaarheid van appellante te twijfelen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet voldoende was om haar standpunt te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het beginsel van equality of arms in bestuursrechtelijke procedures.