ECLI:NL:CRVB:2019:2399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijstandsverlening met terugwerkende kracht en de rol van de bewindvoerder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan appellant met terugwerkende kracht. Appellant had eerder een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had de ingangsdatum van de bijstand vastgesteld op 5 april 2017, terwijl appellant stelde dat hij zich al eerder had gemeld. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zich op 30 maart 2017 had gemeld om bijstand aan te vragen, wat door het college werd erkend. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het besluit van het college herroepen voor de periode van 30 maart 2017 tot 5 april 2017, waarbij appellant recht heeft op bijstand naar de voor hem geldende bijstandsnorm. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.024,-. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de bewindvoerder en de noodzaak voor tijdige aanvragen om bijstand.