ECLI:NL:CRVB:2019:2324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging kinderbijslag na verlies van verzekering voor de AKW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, ontving kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kinderen. Echter, de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft per 1 januari 2017 de kinderbijslag beëindigd, omdat het jongste kind van de appellant op dat moment 18 jaar werd en de appellant niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de AKW. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de Svb ten onrechte de kinderbijslag heeft beëindigd, omdat hij nog steeds verzekerd zou zijn voor de AKW. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW, maar dat hij tot dat moment recht had op kinderbijslag zolang het jongste kind waarvoor hij recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar was. Aangezien het jongste kind op 1 januari 2017 18 jaar werd, was de beëindiging van de kinderbijslag door de Svb terecht.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank volledig onderschreven en het hoger beroep van de appellant verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.