Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om herziening af;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening en een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Verzoeker had eerder een uitspraak van de Raad van 2 januari 2019 aangevochten, waarin het hoger beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) werd afgewezen. De Svb had in verband met een beslag van de gemeente Amsterdam een bedrag van € 186,91 ingehouden op het AOW-pensioen van verzoeker. De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak in januari 2019.
Verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van januari 2019, stellende dat de Raad ten onrechte een deel van de procedure had doorgezonden naar een gerechtshof en dat zijn eerdere argumenten niet goed waren beoordeeld. De Svb verzocht om afwijzing van zowel het verzoek om een voorlopige voorziening als het herzieningsverzoek. Tijdens de zitting op 3 juli 2019 was verzoeker aanwezig, maar de Svb was niet vertegenwoordigd.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek om herziening werd afgewezen omdat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot.