ECLI:NL:CRVB:2019:2255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die zich op 5 april 2011 ziek meldde, heeft in de loop der jaren verschillende beoordelingen ondergaan. Het Uwv heeft vastgesteld dat zij per 5 oktober 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten, waaronder chronische vermoeidheid en depressieve klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad concludeert dat appellante in staat is de geselecteerde functies te vervullen en dat haar klachten niet zijn onderschat. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2017 is daarmee bevestigd.