ECLI:NL:CRVB:2019:2199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ongewijzigde voortzetting WAO-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv met betrekking tot de voortzetting van zijn WAO-uitkering. Appellant, die als tennisleraar werkte, heeft sinds 1999 een WAO-uitkering vanwege rug- en gewrichtsklachten. Na een herbeoordeling in 2006 is zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45-55%. In 2015 meldde appellant een verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv besloot zijn uitkering ongewijzigd voort te zetten. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 september 2015. De Raad onderschrijft de conclusie dat appellant in staat is om de geselecteerde functies te vervullen en dat er geen aanknopingspunten zijn voor een urenbeperking. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank.