ECLI:NL:CRVB:2019:2197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars Ziektewet-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant. Appellant, die zich op 8 april 2015 ziek meldde met fysieke klachten, ontving aanvankelijk ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 7 mei 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarbij hij stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de functies die aan appellant zijn voorgehouden, medisch geschikt zijn. De Raad onderschrijft de bevindingen van de rechtbank dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct zijn vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.