ECLI:NL:CRVB:2019:2113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bedrijfskapitaal op grond van de Bbz 2004 na advies IMK over levensvatbaarheid onderneming
In deze zaak heeft appellante, die sinds 12 december 2011 bijstand ontvangt, een aanvraag ingediend voor bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) ter hoogte van € 19.940,- om een Afrikaans restaurant te beginnen. Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard heeft de aanvraag afgewezen op basis van een advies van het Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat concludeerde dat de onderneming niet levensvatbaar was. Appellante had een optimistische omzetprognose gepresenteerd, maar het IMK oordeelde dat deze niet onderbouwd was en dat de verwachte omzet niet haalbaar was. Na een heroverweging van de aanvraag en een verbeterd ondernemingsplan, bleef het IMK bij zijn eerdere conclusie dat de onderneming niet levensvatbaar was. Het college verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank, die de beslissing van het college bevestigde.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat het IMK-advies onjuist was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar bezwaren naar voren te brengen en dat het college zich terecht op het IMK-advies had gebaseerd. De Raad benadrukte dat de eigen verwachtingen van appellante over de levensvatbaarheid van haar onderneming niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.