ECLI:NL:CRVB:2019:2103

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
18/2167 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in verband met medische gesteldheid en verzet

Op 28 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/2167 PW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 25 september 2018, waarin het verzoeker niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek om herziening. Verzoeker heeft in verzet aangevoerd dat hij niet in verzuim is geweest en tijdig gronden heeft ingediend. Tijdens de zitting op 17 mei 2019 zijn partijen niet verschenen, maar in de schriftelijke stukken heeft verzoeker uiteengezet dat zijn verzoek om herziening voortvloeit uit zijn medische gesteldheid, die in de eerdere procedure onvoldoende is meegewogen.

De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker inderdaad niet in verzuim is geweest en dat de gronden voor herziening tijdig zijn ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond is. De eerdere uitspraak van 25 september 2018 is daarmee vervallen en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in het kader van het verzet.

De uitspraak is gedaan door rechter C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2019
18/2167 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 oktober 2017, 16/5231
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 25 september 2018 heeft de Raad het door verzoeker ingestelde verzoek om herziening van de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 mei 2019, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 25 september 2018 berust op de overwegingen dat de gronden van het verzoek om herziening niet tijdig zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat verzoeker niet in verzuim is geweest en tijdig gronden heeft ingediend. Verzoeker heeft namelijk in zijn brief van 26 juni 2018 toegelicht dat de reden van zijn verzoek om herziening is gelegen in zijn medische gesteldheid die in de vorige procedure onvoldoende bij de beoordeling is betrokken.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
25 september 2018 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M.A.A. Traousis

KS