ECLI:NL:CRVB:2019:2099

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
18/5000 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdverklaring in hoger beroep inzake WIA-V

Op 28 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/5000 WIA-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 9 januari 2019, waarin de Raad zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het door appellante ingestelde hoger beroep. De appellante, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, heeft verzet aangetekend tegen deze onbevoegdverklaring. Tijdens de zitting op 17 mei 2019 was de appellante aanwezig, terwijl het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet vertegenwoordigd was.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de eerdere uitspraak van 9 januari 2019 correct was, gebaseerd op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid van de Awb, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. Appellante heeft in het verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de Raad zouden kunnen doen besluiten om het appelverbod te doorbreken.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2019
18/5000 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2018, 17/3555 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 9 januari 2019 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het door appellante ingestelde hoger beroep kennis te nemen.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 17 mei 2019. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 9 januari 2019 berust op de overwegingen dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, zevende, lid van de Awb, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
De Raad stelt vast dat appellante in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de uitspraak van de Raad van 9 januari 2019 onjuist is. Ook ambtshalve is de Raad niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat in dit geval het zogenoemde appelverbod moet worden doorbroken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M.A.A. Traousis
GdJ