ECLI:NL:CRVB:2019:2096

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
18/3783 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

Op 28 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/3783 WMO-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.G.W. Hendriks, had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkheid, omdat hij stelde dat het hogerberoepschrift tijdig was ingediend. De Raad had echter vastgesteld dat het hogerberoepschrift pas op 11 juli 2018 was ontvangen, terwijl de laatste dag voor indiening 3 april 2018 was.

Tijdens de zitting op 17 mei 2019 heeft de gemachtigde van de appellant aangevoerd dat het hogerberoepschrift op 30 maart 2018 zowel per post als per telefax naar de Raad was verzonden. Echter, de Raad kon niet vaststellen dat het faxbericht daadwerkelijk was verzonden, aangezien het verzendbewijs geen bevestiging bevatte van ontvangst door de Raad. Ook de postzending was niet met bewijsstukken onderbouwd.

De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2019
18/3783 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 20 februari 2018, 17/1525 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 16 januari 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. E.G.W. Hendriks, advocaat, verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 17 mei 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Hendriks. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 januari 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 3 april 2018. Het hogerberoepschrift is op 11 juli 2018 door de Raad ontvangen.
In verzet geeft de gemachtigde van appellant te kennen dat de voormalig gemachtigde van appellant het hogerberoepschrift op 30 maart 2018 zowel per post als per telefax, via een belcentrale, aan de Raad heeft toegezonden. Een afschrift van het verzendjournaal naar de belcentrale is overgelegd.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Op het verzendbewijs naar de belcentrale die de gemachtigde van appellant heeft overgelegd staat niet vermeld dat de fax ook daadwerkelijk naar de Raad is verzonden. Per post heeft de Raad evenmin een hogerberoepschrift ontvangen. Ook die verzending heeft de gemachtigde van appellant niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M.A.A. Traousis
JvC