ECLI:NL:CRVB:2019:2095
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om herziening van uitspraak inzake griffierecht
Op 28 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een verzoekster uit Marokko die in verzet ging tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 10 januari 2019, waarin haar verzoek om herziening van een eerdere uitspraak niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoekster had niet tijdig het griffierecht betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoek. Tijdens de zitting op 17 mei 2019 zijn partijen niet verschenen. In haar verzet voerde verzoekster aan dat zij zich in een slechte financiële situatie bevond en vroeg om een herziening van de zaak en een nieuwe nota voor betaling van het griffierecht. De Raad oordeelde echter dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat zij niet in verzuim was geweest. Bovendien was er geen verzoek gedaan om betalingsonmacht binnen de gestelde termijn voor het griffierecht. De Raad concludeerde dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor betaling. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.