ECLI:NL:CRVB:2019:2064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om herziening WAO-besluit
In deze zaak heeft appellant, die sinds 1985 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van een eerder genomen besluit van het Uwv uit 1988. Dit besluit beëindigde zijn AAW-uitkering en herzag zijn WAO-uitkering naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant stelde dat er nieuwe feiten waren, namelijk de diagnose autisme, die niet waren meegewogen in de eerdere beoordeling. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het besluit van 1988 te herzien. Het Uwv had in zijn besluitvorming artikel 4:6 van de Awb toegepast en stelde dat de diagnose autisme geen nieuw feit opleverde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de diagnose geen nieuwe inzichten bood die de eerdere beoordeling konden veranderen. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de eerdere besluiten onjuist waren en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 26 juni 2019.