ECLI:NL:CRVB:2019:2029
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand naar de norm van alleenstaande in verband met niet langer duurzaam gescheiden leven en bewijsvoering van inkomen en vermogen van de echtgenoot
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 12 september 2015 bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande, omdat zij als gehuwd maar duurzaam gescheiden levend werd aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die de intrekking van de bijstand met ingang van 25 april 2016 had bevestigd. De Raad stelt vast dat appellante in 2014 in Egypte is getrouwd met een man die geen verblijfsrecht in Nederland heeft. Na een melding van appellante over de geboorte van een kind, heeft de gemeente De Ronde Venen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Het college heeft appellante verzocht om bewijsstukken van haar huwelijk en de financiële situatie van haar echtgenoot, maar appellante heeft niet voldoende bewijs geleverd. Het college heeft daarop de bijstand ingetrokken, omdat appellante niet meer als duurzaam gescheiden levend kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de intrekking van de bijstand met ingang van 25 april 2016 gehandhaafd. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot geen inkomen heeft. De Raad oordeelt dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat haar echtgenoot geen middelen heeft, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zij het op andere gronden.