ECLI:NL:CRVB:2019:1949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en herkomst contant geld
In deze zaak gaat het om appellanten die op een luchthaven in Nederland zijn aangetroffen met een contant geldbedrag van € 9.990,-. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die eerder de intrekking van de bijstand van appellanten had goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van het bezit van dit contante geld. De Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat appellanten niet hebben aangetoond dat het geld uit gespaarde bijstandsuitkeringen afkomstig was. De Raad wijst erop dat het aan appellanten is om te bewijzen dat zij recht hadden op bijstand, wat zij niet hebben gedaan. De Raad concludeert dat de onderzoeksbevindingen van het college voldoende zijn om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.