ECLI:NL:CRVB:2019:1940

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
18/3552 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet door onvoldoende inzicht in bestaanskosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante had op 8 september 2016 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat zij niet voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe zij in haar levensonderhoud voorzag. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit van het dagelijks bestuur van Kompas ongegrond verklaard. Appellante, die onder bewind stond en een schuldsaneringstraject had doorlopen, had aangegeven dat zij inwonend was bij haar dochter en dat zij maandelijks een klein bedrag aan zwarte inkomsten genereerde door schoonmaakwerk. Het dagelijks bestuur had haar de gelegenheid geboden om objectieve en verifieerbare gegevens te overleggen, maar deze waren niet voldoende. De Raad oordeelde dat de verklaringen van familieleden te globaal en summier waren om de aanvraag te onderbouwen. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18 3552 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 28 mei 2019
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 mei 2018, 17/872 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van Kompas (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. F.E.L. Teerling, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2019. Namens appellante is verschenen mr. Teerling. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door F.H.M. Limpens.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft zich op 8 september 2016 gemeld voor een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet. Op 22 september 2016 heeft zij de aanvraag om bijstand ingediend. Op het aanvraagformulier heeft zij vermeld dat zij inwonend is bij haar dochter.
1.2.
Appellante staat vanaf december 2009 onder bewind. Per 31 mei 2011 volgde appellante een schuldsaneringstraject op grond van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen dat per 23 oktober 2012 is geëindigd met een zogenoemde schone lei. De bewindvoerder heeft sinds april 2015 geen leefgeld meer verstrekt, omdat appellante met alleen de inkomsten uit arbeid van € 350,- per maand en de alimentatie, die zij tot medio februari 2016 ontving, onder de bijstandsnorm voor een alleenstaande zit en zij aanvankelijk heeft verzuimd om een bijstandsaanvraag in te dienen. De inkomsten van € 350,- werden direct aan de bewindvoerder betaald om de schulden af te lossen. Om het verlies aan alimentatiegelden te compenseren, is appellante schoonmaakwerk gaan doen bij een kennis. Daarmee genereert appellante maandelijks zwarte inkomsten, bestaande uit een contant geldbedrag van € 130,-.
1.3.
Omdat op de leefgeldrekening van appellante geen mutaties te zien waren, heeft het dagelijks bestuur bij brief van 2 november 2016 appellante de gelegenheid geboden om uiterlijk op 9 november 2016 de in die brief gevraagde gegevens te overleggen, waaronder objectieve en verifieerbare gegevens die onderbouwen waarvan appellante heeft geleefd in de periode vanaf 1 januari 2016. Appellante heeft enkele gegevens overgelegd.
1.4.
Bij brief van 10 november 2016 heeft het dagelijks bestuur appellante in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 17 november 2016 de nog ontbrekende gegevens te overleggen.
1.5.
Bij besluit van 22 november 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 maart 2017 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellante afgewezen. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat de door appellante verstrekte gegevens onvoldoende inzicht bieden in de wijze waarop appellante, zoals ter zitting toegelicht, met name in de periode vanaf 1 maart 2016 in haar levensonderhoud heeft voorzien. Appellante heeft hiertoe geen objectieve en verifieerbare stukken overgelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt in dit geval van 8 september 2016 tot en met
22 november 2016.
4.2.
Appellante heeft aangevoerd dat zij voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij in de periode vanaf 1 maart 2016 in haar levensonderhoud heeft voorzien. Appellante erkent dat
€ 130,- per maand te weinig is om van te leven. Om die reden hebben familieleden haar geholpen met kleine bedragen in natura, met boodschappen of doordat appellante kon
mee-eten. Deze beroepsgrond slaagt niet. Ter ondersteuning van haar eigen verklaringen heeft appellante verklaringen overgelegd van haar toenmalige partner en haar drie dochters. Die verklaringen bevatten weliswaar enige informatie over bijvoorbeeld het mee-eten en het geven van producten in natura, maar deze informatie is te globaal en te summier. Er ontbreekt bijvoorbeeld informatie over wanneer en hoe vaak zij mee at. De verklaringen geven dan ook, bij gebrek aan enige andere onderbouwing, onvoldoende inzicht in de wijze waarop appellante vanaf 1 maart 2016 in haar levensonderhoud heeft voorzien.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2019.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) A.M. Pasmans

IJ