ECLI:NL:CRVB:2019:1845
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vergoeding kosten voor aanschaf vaatwasmachine en wasmachine in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Op 6 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante, geboren in 1928, heeft een beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 juni 2018, waarin de aanvraag voor vergoeding van de kosten van een vaatwasmachine en wasmachine werd afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in het verleden verschillende vergoedingen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) heeft ontvangen, maar dat de kosten voor de aanschaf van deze apparaten behoren tot het normale levens- en bestedingspatroon. De Raad oordeelt dat de kosten van een vaatwasmachine en wasmachine als algemeen gebruikelijk worden beschouwd en dat er geen medische noodzaak is voor de vergoeding van deze kosten. De Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, met L.R. Daman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2019.