ECLI:NL:CRVB:2019:1801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een onverschuldigd betaalde Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellante, die zich ziek had gemeld op 9 december 2013. Appellante ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet, maar het Uwv beëindigde haar ziekengeld per 9 januari 2015, omdat zij meer dan 65% van haar verdienvermogen had. Appellante ontving echter ten onrechte ziekengeld tot en met 29 november 2015, wat het Uwv later terugvorderde. Appellante stelde dat zij niet had kunnen begrijpen dat de betalingen onverschuldigd waren en dat zij recht had op een WIA-uitkering, maar de rechtbank oordeelde dat zij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij geen recht meer had op ziekengeld na 9 januari 2015. De rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, en het Uwv was verplicht het onverschuldigd betaalde ziekengeld terug te vorderen. Appellante herhaalde haar gronden in hoger beroep, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat appellante niet voldeed aan de wachttijd voor de WIA-uitkering.