ECLI:NL:CRVB:2019:1789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
Op 29 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van zijn WGA-uitkering. Appellant, die eerder als objectleider werkte, had zich op 21 augustus 2012 ziek gemeld met diverse klachten. Het Uwv had hem in 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar beëindigde deze in 2016 op basis van een gewijzigde beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die zijn beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht de conclusie van de verzekeringsarts van het Uwv had gevolgd. Appellant had aangevoerd dat hij op de datum van beëindiging van de uitkering niet in staat was om te werken, maar de Raad vond dat de medische rapporten, waaronder een rapport van psychiater dr. O. de Klerk, niet voldoende onderbouwden dat appellant geen benutbare mogelijkheden had. De Raad concludeerde dat de beperkingen die appellant claimde, niet in overeenstemming waren met de objectieve medische bevindingen. De geselecteerde functies waren passend binnen de functionele mogelijkheden van appellant, en de beëindiging van de WGA-uitkering per 22 september 2016 was terecht.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met R.P.W. Jongbloed als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2019.