ECLI:NL:CRVB:2019:1757
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om toekenningen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in het geding tussen appellante en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 februari 2018, waarin haar aanvraag voor toekenningen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp) werd afgewezen. Appellante stelde dat zij psychisch letsel heeft overgehouden aan het verzet van haar vader tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Raad heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De medische gegevens toonden geen ernstige verstoring van de levensomstandigheden van appellante aan, die het gevolg zou zijn van het verzet van haar vader. De Raad oordeelde dat appellante niet gelijkgesteld kan worden met de categorie van personen die in verband met het verzet van derden lichamelijk letsel heeft opgelopen. De Raad heeft het standpunt van verweerder, dat er geen sprake is van een ernstige verstoring van de levensomstandigheden, onderschreven. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.